Eerst kort de actuele context
In het begin van 2016 lijden de beurzen wereldwijd in een maand onvoorstelbaar grote verliezen. Groter dan ooit. De aandelen van vele grote, vooral financiële ondernemingen, verliezen een kwart van hun waarde. Al hebben ze in het afgelopen boekjaar allemaal nog flinke winststijgingen te zien gegeven (zelfs de eerdere verlieslijders maakten winst). Verantwoordelijke opinieleiders blijven herhalen dat we na zeven kwartalen groei wel problemen hebben, maar dat een nieuwe recessie niet wordt verwacht. Wat door critici (Holslag, die de opstapeling van Europese problemen bespreekt) nu juist wel wordt beweerd. Ook de president van DNB begint zijn jaarverslag 2015 in mineur met de risico’s van de aanhoudend lage rentestand voor de groei van de economie. Maar ja, de bouw begint weer op te krabbelen en de makelaars verwachten dat de huizenverkoop in 2016 wel weer eens zou kunnen terugkeren op het niveau van 2006.
Dus alom tegenstrijdigheid van goed en slecht nieuws, nog extra belast door wel of geen handelsakkoord met Oekraïne (en versterkte defensie tegenover Poetin) en niet te stuiten migrantenstromen naar en binnen Europa waarover nu een akkoord is gesloten, maar nog getwijfeld wordt aan de uitvoerbaarheid. Ondertussen, in Turkije, in Griekenland…Macro-economisch, sociaal en politiek is dit een tijd, met een volle agenda van oude en nieuwe problemen. Voor elk onopgelost probleem gaan ergens in Europa (en erbuiten) duizenden mensen de straat op, waar politici weer brood in zien in het belang van…
Middenin deze onoverzichtelijke actualiteit worden empathische ervaring en rede, mimesis en verzet gewoon gebruikt, zonder dat iemand daarbij filosofische uitleg geeft. Als het daar mogelijk is, is het op vele andere plaatsen ook mogelijk en zal dus op veel meer plaatsen voorkomen, verwacht ik. Bijvoorbeeld als basis van de gemeenschap versterkende activiteiten in dorpshuis Ons Genoegen in Nieuwer Ter Aa. Ik noem maar wat.
Ik geef zoveel mogelijk in fictieve vorm drie echte voorbeelden.
Het eerste voorbeeld laat het tot stand komen van verbindingen zien tussen mensen die samen proberen om een kleine transitie (zorginnovatie) tot stand te brengen. Mede dankzij de manier van open staan voor de zaak zelf en via inleving in anderen laten dóórdringen wat daarin moet gebeuren, krijgt dit initiatief een grotere kans van slagen. De beschrijving is achteraf door enkele betrokkenen herkend en bevestigd.
Bij vluchtelingenstromen, het tweede voorbeeld, moet juist omdat aan dat probleem nauwelijks adequate woorden te geven zijn die tot humane oplossingen leiden, verder gereikt worden dan wat door middel van concepten of politieke beleidskaders te begrijpen is. En bij het tot stand brengen van oplossingen levert verzet méér op dan het steeds meer inhuren van veel te dure en repressieve beveiligingsorganisaties of het sluiten van (miljarden kostende) verdragen.
Verzet maakt menigeen politiek huiverig of zelfs afkerig want je begeeft je buiten juridische kaders, verliest ongetwijfeld analysekracht omdat je een externe norm inbrengt, en vergroot het aantal meningen over en interpretaties van het toch al taaie vraagstuk. En dat laatste vormt juist de uitdaging, want kan alleen maar goed gaan wanneer er een zeker niveau is bereikt in de kwaliteit van de sociale relaties die zich met zo’n vraagstuk bezighouden. Waaruit blijkt dat verzet geen louter individuele zaak is.
Het derde voorbeeld, een herinnering aan een pianoconcert, geeft woorden aan wat je hoort gebeuren tussen op elkaar afgestemde mensen.
1 Zorginnovatie
Een vroege winterochtend, een eeuwenoud klooster, de laatste Kapucijnerbroeder is onlangs vertrokken. Mensen uit de buurt komen er al jaren en helpen de gebouwen en de plek in perfecte staat te houden. Maar wat gaat er met het klooster gebeuren?
Het klooster is klaar om in de traditie vernieuwd te worden. De pesthuisjes op het terrein herinneren aan de mogelijkheden die mensen altijd weer vinden om gezondheid te bevorderen. In de 21e eeuw net zo goed als in de 16e, toen het klooster werd gesticht.
Begin januari ontmoeten enkele mensen elkaar voor de eerste keer om elkaars plannen te leren kennen. Ze verkennen de mogelijke samenwerking tussen meejAnder en Avant Spirit.
MeejAnder is de naam van een groep mensen die in Brabant al een zorginnovatie aan het realiseren is en nu verkent of dat ook in de buurt van Nijmegen mogelijk is. In de zorg kijkt meejAnder naar wat nu nodig is: een plek waar mensen terecht kunnen die de zorg uit kunnen maar nog niet thuis kunnen komen, omdat ze ook begrijpen dat daar iets moet veranderen om heel te kunnen blijven. Toeval bracht deze mensen bij dit klooster. Het leidde zelfs tot een sollicitatie van een van die mensen bij Avant Spirit.
Avant Spirit heeft deze bijzondere plek een jaar van de broeders in bruikleen gekregen om te kijken of het geschikt is voor haar plannen in aansluiting bij de reeds lopende (geestelijke en lichamelijke) gezondheidszorg van Avant Sanare in Rotterdam (zie www.avantspirit.nl).
Op deze zaterdagmorgen vinden mensen uit deze twee verschillende groepen en met verschillende achtergronden elkaar op de professionele zorg vanuit medemenselijkheid. Die hebben ze niet laten insnoeren door de vaak onnodig complexe zorgsysteem vereisten. Het zijn gedreven, eigenzinnige mensen. Die eigenzinnigheid blijkt te kunnen samengaan.
Een van de Avant Spirit mensen vertelt over haar pad, vanaf novice in een gesloten orde van zusters via hulp aan verslaafden en HIV patiënten in de VS naar psychosociaal hulpverleenster in Rotterdam. Ze heeft de wens om hier in dit klooster opnieuw een leefgemeenschap van leken te starten vanuit katholieke geloofsbeginselen. Om deze leefgemeenschap mogelijk te maken en om een geheel eigen accent te geven aan de hulpverlening heeft Avant Sanare, waar ze voor werkt, Avant Spirit opgericht om in het gastenkwartier van het klooster mensen enkele dagen te laten vertragen en diepgang te bieden in een atmosfeer van aandacht. Ze zal leiding geven aan activiteiten die Avant Spirit hier verder zal ontplooien.
Er worden haar openhartige vragen gesteld, waarop ze, aanvankelijk terughoudend, later met veel openheid, ook over haar twijfels en dilemma’s, antwoord geeft. En ze stelt de anderen soortgelijke vragen – die niet anders dan in dezelfde openheid van geest kunnen antwoorden. Dat leidt tot uitwisseling van ideeën over wat zorg kan zijn.
Iemand van meejAnder brengt haar motivatie ter sprake om te experimenteren met een andere vorm van zorgdragen, met alternatieve vormen van weer heel worden. Volgens haar kun je dat vinden in concreet bezig zijn in de tuin en met bereiden van voedsel. In creativiteit, muziek, licht en lucht, in echt contact door de clown. Door bezinning in een met anderen samen gedeelde, veilige omgeving. En door vanuit een integratieve gezondheidszorg aan te sluiten bij Westerse en Oosters vormen, natuur- en energetische geneeswijzen, familieopstellingen en meer, tussen hemel en aarde. Tussen ziek zijn en weer beter worden kan een andere weg worden ingeslagen en kunnen mensen leren om ongezonde paden te verlaten.
Als ook de directeur van AvantSanare aanschuift is er door de uitwisseling tijdens dit gesprek een fundament gelegd. Daarop kan zelfs het meest operationele probleem dat daarna ter sprake komt verbonden blijven met waarom het de mensen te doen is: de intentie en de aard van wat hier op het gebied van gezondheid en zingeving tot stand kan worden gebracht. Zeker op een plek als dit klooster waar altijd al gewerkt is door mensen die in iets geloven en dat in andere mensen terugzien. Waar gebouwen, tuinen en omgeving meer dan eeuwenoude stille getuigen van zijn: ze bieden een vruchtbare bodem voor vernieuwing. Door de wijze waarop in het onderlinge gesprek concreet gemaakt wordt wat daar wel en niet kan (of juist moet om praktische redenen, zoals financiële of contractuele redenen) wordt het handelingsbereik van beide groepen verrijkt.
Wie dat meemaakt is zich bewust van het unieke karakter van deze gebeurtenis. We zijn zó gewend aan uitwisselingen vol gebreken die tot teleurstellende resultaten leiden, dat je bijna vergeet dat mensen samen in staat zijn om een collectieve geest te scheppen die de voorrang geeft aan de zaak zelf waar het om te doen is. Ieder zal aan zo’n gebeurtenis zijn of haar eigen woorden geven, of het misschien bij woordeloos ervaren (kunnen) laten.
De ‘empathische ervaring’ en mimesis zijn aan het werk te zien in de doorwerking van deze collectieve geest in de zaak zelf. Die zit al in het vermogen van mensen zelf. In hun manier van communiceren met elkaar, in de expertise waarmee ze aan tafel zitten en in de wijze waarop die expertise ten goede komt aan de zaak die hen aan het hart – de zorg voor mensen - gaat (en niet aan henzelf). Daar zijn mensen toe in staat. Dat activeren ze bij elkaar door invoeling in wat de ander wil zeggen.
Wanneer mensen door het gesprek in de situatie zelf verzinken ervaren ze erin het waarheidsgehalte ervan. Wie dit meemaakt raakt overtuigd van het verschil tussen ervaring en belevenis. De laatste isoleert individuen van elkaar, de eerste verbindt, verhoogt de kwaliteit van wat mensen samen kunnen denken en doen: een nieuw begin scheppen.
2 Vluchtelingenstromen
Al zijn er veel feiten bekend over de vluchtelingenstromen (60 miljoen mensen) en over terrorisme, waardoor nog meer mensen op de vlucht slaan, wie beheerst ze voldoende om er iets zinnigs over te kunnen zeggen? Wie zelf comfortabel leeft kan moeilijk een reële voorstelling hebben van hoe het voelt om een vluchteling (of migrant) te zijn.
Neem het gevluchte gezin dat ‘tussen’ procedures zit.
De eerste statusaanvraag is mislukt en de tweede nog niet gestart. Het gezin is al veilig voor (oorlogs)geweld, maar gewoon leven is nog steeds onmogelijk. Je spreekt nauwelijks Engels, laat staan de taal van het land. Zonder status heb je geen enkel recht op wonen, zorg of onderwijs, zelfs de voedselbank moet de deur voor je gesloten houden. Ondanks de illegale status zijn er mensen (tot en met burgemeesters toe die ervan weten) die zo’n gezin helpen: die zorgen voor een tijdelijke plek om te wonen, dat er gegeten kan worden, die helpen om de kinderen naar school te laten gaan en je uitnodigen voor de Paasbrunch met de familie thuis.
Die mensen gebruiken daarmee vrijheid waarover ze in hun particuliere domein beschikken én overtreden tegelijk de wet. Of dit laatste wel of niet een juridische kwestie wordt hangt van de omgeving af waarin zich de hulp aan mensen met een illegale status afspeelt.
Er hoeft maar iemand op een verjaardagsfeestje iets te zeggen over een buitenlands gezin in een leegstaand huis in de straat en bij een andere aanwezige die in zijn werk te maken heeft met de vluchtelingenproblematiek kan dat een kattenbelletje worden waar hij of zij de volgende dag iets mee gaat doen. Gevolg: politie aan de deur die om papieren vraagt, die er niet zijn, geschrokken kinderen (die gelukkig ook merken dat niet elke politieman of –vrouw alleen maar je integriteit schendt en kan doen en laten wat hen goed dunkt), vader die mee naar het bureau moet en later weer wordt vrijgelaten (met wekelijkse meldingsplicht).
Uiteraard gaat het helpende netwerk, ontdaan door deze volkomen onverwachte ontwikkeling, naar een nieuwe en veilige plek op zoek. Misschien wordt er extra rechtshulp bij geschakeld.
Als er geen nieuwe plek om te wonen wordt gevonden is de eerder veilige plek blijvend onveilig: want hoe lang tolereert de politie dat je hier illegaal verblijft? Als je geluk hebt komt de politie mensen te kort (ziekteverzuim, vacatures, gebrek aan middelen en een paar ‘grote’ evenementen met flinke veiligheidsrisico’s) en verliezen ze het gezin een beetje uit het oog. En blijven vrijwilligers je voorzien van een plek om te wonen, van voedsel en kleding, van contacten met mede mensen. Heb je dat geluk niet dan word je ’s ochtends in alle vroegte met je gezin van bed gelicht door een stuk of tien politiemensen (over overmacht gesproken), opgesloten in een gezinsdetentiecentrum om vervolgens op het vliegtuig terug te worden gezet. Zonder dat de uitzettende dienst verantwoordelijkheid heeft voor wat er met het gezin bij terugkomst gebeurt.
Mensen vluchten wanneer een totaliteit niet in staat is om tolerantie te tonen voor dat wat van zichzelf verschilt, niet-identiek is. Aan de kant van het vertrek worden die mensen uitgestoten, aan de kant van aankomst worden ze om diezelfde reden niet opgenomen.
Als de totaliteit totalitair is kan ze het andere, het niet-identieke, slechts vernietigen om daarmee een zuivere identiteit te behouden. Is de totaliteit dat niet maar vormt het wel een democratisch juridisch, politiek, economisch en cultureel systeem, dan worden vluchtelingenstromen een veelkoppig beleidsvraagstuk met vele schakels in een keten tussen binnenkomen, (onder voorwaarden) blijven of uitzetten. Een politieke (akkoord), juridische (grenzen, status), economische (bestaansmiddelen) en sociaal culturele (taal, integratie, onderwijs) kluwen van draadjes waarvan niemand het begin en eind in handen heeft.
Instituties die een functie hebben kunnen niet om dit vraagstuk heen. Een rechtsstaat erkent principieel verschillen tussen belangen van gelijke individuen en is zo ingericht dat die verschillen erkend en gewaardeerd kunnen worden. Maar slechts voor diegenen die er al toe behoren. Het feit dat die instituties dat voor die individuen moeten doen, biedt overigens geen garantie dat alle instituties dat feitelijk ook doen. Ervaringen met fouten die het vertrouwen in de overheid verminderen of met systeemwijzigingen die alsmaar niet blijken te werken, verhogen de kansen op gevoelens van onveiligheid bij mensen en van bedreiging door het niet-identieke dat binnen stroomt. Op gevoelens van onveiligheid en bedreiging reageren mensen met wij (‘brother’, buurman) en zij (vreemdeling, vluchteling).
Zo testen de omvangrijke vluchtelingenstromen de feitelijke aard van de totaliteit (op totalitarisme), de kwaliteit van de instituties (in hoeverre ze doen wat ze beloven, gezien de functie die ze hebben) en het oordeelsvermogen van individuen op waar wat anders is, echt een bedreiging vormt voor de manier waarop jij gewend bent om je leven te leiden en waar niet.
Omdat het een internationaal vraagstuk is, kan geen enkel land – tijdens die drieledige test – zich onttrekken aan contaminatie door de antwoorden van de andere landen op deze test. Maar elk land moet dat doen zonder dat er sprake is van een enigszins solide gemeenschappelijke noemer. Binnen wat een constellatie is van op elkaar botsende of elkaar negerende elementen, waarin natuurlijk vormen van samenwerking eveneens mogelijk zijn.
De vluchtelingenstromen testen dus tegelijk de inrichting van en de interactiepatronen in zo’n constellatie. In menig opzicht eindigt ons inlevingsvermogen inderdaad bij de landsgrenzen, constateert Scheffer (2016, 104). Na eerder bioloog Frans de Waal aangehaald te hebben om het beeld van de berekenende, geïndividualiseerde burger aan te vullen met het vermogen tot empathie dat ook tot de menselijke natuur behoort en onze toegenomen gevoeligheid voor het lijden van anderen in de afgelopen eeuwen. Of is dit ‘slagboomfilosofie’ (Mau, 2016) en is zelf georganiseerde orde wel degelijk zonder grenzen mogelijk?
3 Adagio assai
Iets beweegt er nog in de tijd, maar veel is het niet. De weg omhoog is té steil en te slecht. Met opzet. Hier is het al bijna een eeuw lang geen optie om een weg aan te leggen voor voertuigen die de stilte verstoren en het milieu belasten. Dat zou het einde zijn van de zomerfrisse rust waar deze plek door al die jaren heen voor bedoeld is. De reiziger gaat op eigen kracht naar boven. In de stilte zijn hartslagen en ademhalingen goed te horen. Omhoog gaat de vrouw met een fragiel postuur en strooien hoed. De inspanning die ze levert, de cadans van voet, hart en ademhaling brengt een herinnering boven aan een van haar concerten. Aan een cadans van handen, harten en ademhalingen.
Niet alleen die van haar, maar die van haar samen met de musici waarmee ze het pianoconcert uitvoert. Tijdens het Adagio assai lijken door haar handen aan de piano en de adem en vingers van de alt hoboïste de tonen in een haast bovennatuurlijk perfecte spiraal omhoog te klimmen. Misschien zoals de componist dat ooit gedroomd heeft. Natuurlijk zijn ze heel goede musici, kennen ze het muzikale thema door en door en ligt de verhouding van solo-instrument en schaduw klank, van solist en orkest vast. Maar moeiteloos overbruggen de klanken de ruimte tussen hun instrumenten en spiegelen ze elkaars interpretatie, waarvan de uitdrukkingskracht alsmaar toeneemt. Dit keer op een manier waarvan ze zelf ook verrast opkijken.
Incognito komt ze boven op de plek van bestemming waarover ze ooit bij toeval in een Engelse krant las. Waar iets moois bewaard blijft. Haar ingeving op deze vrije dag tussen concerten in Milaan en Rome om zich beneden in het dorp af te laten zetten en deze reis omhoog op eigen kracht af te leggen, maakt haar samen met de herinnering aan het concert, gelukkig.
Prudent te gebruiken
Het voorgaande kan samengevat worden in een paar vuistregels:
De basis van sociale en politieke verantwoordelijkheid ligt bij subjecten die een zaak van een gezamenlijke kant kunnen benaderen en het ‘object’ voorrang geven. Zonder ziel, onze beste metafysische illusie waarmee we voortdurend innerlijk spreken (als de op straat verward in zichzelf pratende man bij Kessels), gaat dat niet, want alleen dan schep je een zelf (in het drijfzand, in de lege maas in het net) dat het niet uitdrukbare kan uitdrukken.
De inzet is antwoorden aan de ‘vraag’ van de ander.
Dat gebeurt door middel van empathische ervaring (‘anderen doen ons ontstaan’).
Ook onder (eenzijdig) rationeel vormgegeven verhoudingen en relaties (rationeel-irrationeel).
Actuele focus is het lijden door het vastlopen in ongezonde patronen (bijvoorbeeld in de zorg) en door het ‘gaan lopen’ (vluchtelingen, migranten) uit onveilige en arme gebieden zonder toekomstperspectief voor een volwaardig leven.
Op rationele wijze met gebruik van mimesis (contrapunt van begrippen) om culturele verschillen te kunnen waarderen, worden zulke vraagstukken, door zelf oplossingen in kwesties te bieden (verzet), tot politieke en sociale verantwoordelijkheid gemaakt.
Het verbinden van empathische ervaring en rede is nog niet zo gemakkelijk. Het vergt een existentiële keuze, met inzet van mimesis naast je conceptuele en andere professionele bekwaamheden. Daardoor ben je in staat je zodanig in een situatie, gebeurtenis of context te laten verzinken dat je er in (en niet er over) het waarheidsgehalte in je opneemt. Het ware denken komt in het object tot rust, zegt Adorno. Dat is een haast vergeten manier van denken (en doen; van Nieuwstadt, 2014) in een wereld van Ik-bv, Ik-kwadraat en overgewaardeerd constructionisme. Aan deze manier van denken en handelen kleeft een groot nadeel: overbodig verzet, permanente achterdocht voor wat er mis kan zijn aan professionele praktijken en aan ‘handige lijstjes’ (meestal ‘gebaseerd op onderzoek’) om individueel de frustraties te leren verdragen van botsingen tussen inhoud en systeem, door te kunnen blijven werken zelfs in onveranderbaar lijkende structuren en gedragspatronen.
Als ik, geheel overbodig, maar kan het niet laten, even terug mag naar de problematiek in complexe organisaties, meen ik van experimenten met het zelf in organisaties terug te zien dat veranderen via het ‘zelf’ en relaties (communicatie en interactie) met ‘de ander’ wordt aangevlogen. Dat daar enorme behoefte aan is, lijdt geen twijfel. Maar de normale gedachte dat je via ontwikkeling van bewustzijn en gedrag, via het leren jezelf opnieuw uit te vinden, te worden wie je bent, – liefst op een speelse manier of in termen van spelen met betekenis in het handelen, van leren acteren – organisaties verandert, verdient kritiek.
In de geslaagde veranderprojecten is het zeker zo (zie h. 12) dat je werkelijkheidsdefinities en patronen collectief kunt leren doorbreken. Het verhaal verandert op de sociale dimensie.
Maar wat organisatieproblemen in stand houdt en derde orde leren blokkeert is de wisselwerking tussen die verhalen en de materiële en symbolische kenmerken van de omgeving, met structurele kenmerken van sociale systemen (maatschappij, interacties, organisaties) of levensvormen.
Als je die wilt meenemen in veranderingen van complexe organisaties wordt het een stuk ingewikkelder om te kunnen blijven aansluiten bij de ervaringswereld, bij wat aan zichzelf werkende subjecten ervan vinden. Die doen er dan minder toe dan ze zelf (als lege plek) geneigd zijn te denken. Wat dat betreft heeft Luhmann een goed punt. Maar uitgaande van een ‘objectivisme’ zijn er ook binnen het subject-object schema nog interessante mogelijkheden. Zou ik nu zeggen. Maar dan moet je radicaal objectief denken tot in het absurde van mens-zijn toe.
Het is wel duidelijk dat het project Watiknietbegrijp probeert om weg te blijven van het repertoire dat het zelf en het vormgeven van relaties met de ander overschat (zoals in cultuurverandering). Want te veel accent daarop draagt ertoe bij dat in organisaties structuren die veel lijden veroorzaken en levensvatbaarheid aantasten, niet herontworpen worden.
Door mijn opvatting over de rede en het voorstander zijn van ‘objectivisme’ heb ik mij ook altijd verzet tegen de onderwaardering van de rationele traditie in veranderpraktijken: rationaliteit wordt daarin vaak voorgesteld als het betekenis vernietigende van waar het zelf naar op zoek is. Wat een enorme denkfout is over wat de rede is. Daar zijn wel oorzaken voor aan te wijzen, zoals het behaviorisme in de psychologie, het machinedenken in organisaties of de dominante cijferideologie waarin alleen wat berekend kan worden telt. Dat doodt betekenis. Alleen zijn dat gedaanten van, eenzijdige misbaksels van het hele verhaal van de rede. Niet de rede zelf.
Ik probeer de organisatie en haar hardnekkige problemen van disfunctioneren en verandering van de andere kant te benaderen: juist door de rede in haar volle omvang te gebruiken. Organiseren te zien als het samen oefenen in het bijna subjectloze, maar wel levende, met anderen gedeelde ervaren van, denken en redeneren over wat de mechanismen zijn die ons leven, onze maatschappij en organisaties zo veelvuldig de verkeerde kant op ‘sturen’. Paradox is dat je ondanks alles wat tégen het individu spreekt en tegen een positie ‘buiten’ van waaruit je kunt kijken naar wat er gebeurt (zie Luhmann, maar eveneens Adorno), daarbij van een ‘Eingedenken der Natur im Subjekt’ (‘van het zwijgen waaruit alleen natuur spreekt’) moet blijven uitgaan om iets van de goede richting te kunnen ontwaren. Adorno en Camus doen dat. Met kunst.
Natuurlijk is deze hele onderneming op zichzelf ook paradox. Maar past bij wat ik zeg.
Al studerend en schrijvend over de kwesties beleef ik alle inherente verrijkingen en beperkingen van het denken dat het gewicht van het bewustzijn van het ‘zelf’ (en ‘de ander’) zo klein mogelijk tracht te maken. Daardoor is tijdens het project mijn bestaan sterk geïntensiveerd. Ook mijn streven naar de voorrang van het ‘objectieve’ drukt natuurlijk toch slechts een zo objectiverend mogelijke oriëntatie van een subject op het bestaan uit. Helderder dan in daarover schrijven kan ik het voor mezelf en anderen niet maken. Bestaan zonder geschreven woorden – zoals in dit project – is eenvoudig ondenkbaar. Reddingsboei voor mensen met storingen in het autistisch spectrum die nog in woorden denken? Op de rand van de schriftcultuur? Hopeloos ouderwets?
Met het verzet en die permanente achterdocht moet je leren omgaan en dat kan lang duren, zoals in dit project zelf is gebleken. Maar daar kom ik in het afsluitende hoofdstuk op terug. Net als op de rol van de ziel, deze ‘voor het leven noodzakelijke illusie’, en op het individueel kunnen veranderen (ook van levensvormen, systemen en wat dies meer zij).
(afgesloten 30 05 16; wijzigingen september 2016, februari 2018)
Naschrift 1
Op 15 november 2016 is de oorspronkelijke titel (Slotakkoord ontdaan van ik) veranderd in de huidige titel. Het citaat van Zweig erbij vond ik de dag erna. Een goed teken.
Na aanschaf van Jansen (Triptiek van de tijd, 2010) op 3 december 2016 ligt de geschiedfilosofische benadering weer helemaal open (zie Kroniek).
Op 9 december 2016 ontdek ik het werk van de Duitse socioloog en sociaal filosoof Hartmut Rosa. Dit jaar verscheen zijn boek Resonanz als antwoord op zijn eerder verschenen Alienation and Accelaration. Een ‘Soziologie der Weltbeziehung’, oriëntering op de wereld; empathische ervaring is een vorm van resonantie zegt hij in een tv-interview (ARD alpha, 10 juni 2016). In zijn college over de logica van de dynamische stabilisering (Werkstatt Zukunft, universiteit Oldenburg, november 2015) komt ook het woord mimesis langs.
Rosa bekritiseert de ‘escalerende’ verandering als principe van de moderniteit. Politiek gestuurde verbetering van economische processen om voortdurend te kunnen blijven groeien (‘Steigerungszwang’). Kost ons meer dan het oplevert. Wordt een tijdprobleem. Maar tijd kun je niet vermeerderen, slechts verdichten (is versnellen). Dus moeten we de logica van de dynamische stabilisering zien te doorbreken. En desynchronisatie voorbeelden zoeken. De drie voorbeelden hierboven zijn voorbeelden van resonantie, in de zin van Rosa.
Zie over de leeservaring van Rosa deel 2 Kroniek (o.a. zijn gebruik van het woord constellatie). Zie eerder Taylor over persoonlijke resonantie (hoofdstuk 9, par. 4) en het resoneren van Obama’s speech bij Mandela’s begrafenis (zie Kroniek).
Naschrift 2
Na doorvoering van de laatste wijzigingen op 25 februari 2018 bereid ik de bijeenkomst met het drie-keer-nèks-groepje van de dag erop voor. We lezen Unger, The Self Awakened (2007). Bij de passages op o.a. 8, 14, 16, 18, vanaf 36 gaat hij zeker de kant van C en A (zie op p. 42 mimic) en op 55 staat: A radicalized pragmatism is the operational ideology of the shortening of the distance between context-preserving and context–transforming activities. (zie ook deel 2 Kroniek)
Vraagt om drie filosofische houdingen:
- reflectie (theorie) en actie
- ontkenning dat mogelijkheid aan actualisering vooraf gaat, het actuele is juist het begin van nieuwe mogelijkheden
- denaturalisering van het materiaal waarmee we de menselijke wereld van maatschappij en cultuur maken; het zijn geen natuurlijke dingen, ze bestaan min of meer, dat hangt af van hoe we over ze denken; hoe ‘sterker’ ze bestaan, hoe zwakker we denken (hoe groter de afstand tussen onze context behoudende en onze context transformerende activiteiten).
Kortom er moet een artikel of zo komen over objectief denken volgens Adorno, Camus, Rosa en Unger (en Nagel, The view from nowhere) in relatie tot organiseren en veranderen.
17. Volg het spoor terug van mimesis: Camus en Adorno pdf