Waar ben ik naar op zoek, hoe ga ik te werk?
Jaren geleden begon ik stukken te schrijven over uiteenlopende thema’s: literatuur, filosofie, organisatie. Soms als voorbereiding van colleges filosofie. Of naar aanleiding van ervaringen in de praktijk, als reflectie op opdrachten of boeken. Ik gaf titels aan gebundelde stukken (Binnenmaat en buitenmaat 1993; Imperfection and Ignorance 1998; Leven, organisatie, filosofie 2002; Acteurs van waarheid 2005; Louter gedacht 2007; Het nieuwe adviseren 2010) en legde ze aan de kant. Als extern geheugen over wat ik dacht te weten.
Dit nieuwe onderzoek is mijn bijdrage aan de huidige crisis-economie. Ik kies er voor bijna full-time te werken aan dit ‘project 2016’. Dit is mijn bestaansreden op dit moment. Het werk kan in een nieuwe, aan de kant te leggen map uitmonden, in nog meer extern georganiseerd geheugen. Of in iets anders. Je weet maar nooit.
Ik beproef of filosofisch denken waarde heeft voor de vragen van vandaag en morgen. Samengevat in de (te grote) vraag of wij bezig zijn met (her)structurering van culturele ervaring. Kunnen we daarover al denken terwijl we nog midden in de crisis zitten waarin zelfs de belangrijkste onderscheidingen van mens-zijn in het geding zijn? Voltrekt zich in sociale systemen (maatschappij, organisatie) en individuen een (her)structurering van culturele ervaring en dwingt de keten van onoplosbare problemen ons daartoe?
In de denkoefening maakt het denken een smal pad van niet-tijd tussen Verleden en Toekomst ,
waarin het zich speculerend met het verleden en de toekomst kan bezighouden en ervoor waakt in slechte mythes, mythologieën te vervallen. Daarin klinkt al stevig de moderne voorkeur voor rationaliteit door. Motto: Wie uitsluitend in de eigen tijd gevangen is, kan er ook niks aan toevoegen, aldus Canetti.
Dit hoofdstuk begint met de bewering dat in deze crisis de grondslagen van maatschappij, organisatie en individu op het spel staan. Vervolgens leg ik het weefsel uit waaraan ik al denkend werk. Het komt mede tot stand door de inslag van drie stadia in mijn eigen ontwikkelingsgang (ontwaken, ontwerpen, ontvangen). Maar tevens door de schering van de ideeëngeschiedenis, van de tijd waarin ik leef en van de bronnen die tot mijn beschikking staan. Vast staat vooraf dat mijn denken onwetend, onvolmaakt en onvoltooid blijft. Ook ik heb iets met ‘on’.
Min of meer door toeval beperk ik in de denkoefening het verleden tot het Fin de Siècle Wenen (Schorske, 1981). Daarin vind ik, als een beslissend cultureel kenmerk van die tijd, het ‘begin’ van het ‘alles doordringende psychologische mensbeeld’. Uit het voorgaande bleek al dat dit mensbeeld in de loop van de 20e eeuw is doorgedrongen in alle haarvaten van ons leven. Daar zijn talloze voorbeelden van te geven.
Wat zou het strafrecht zonder psychologen en psychiaters moeten die vaststellen of een verdachte toerekeningsvatbaar is? Wat te denken van de hele thriller business waarin de ene na de andere psychopaat onze diepste angsten bevredigt zonder dat we zijn wandaden zelf hoeven mee te maken? Sla een regionaal weekblad op en je vindt de advertentie van positieve psychologie voor huis- tuin- en keukenstoornissen. Door gediplomeerde en erkende behandelaars. Met dekking door de verzekering. Misschien wel met een soortgelijke slimme constructie die formeel aan alle regels voldoet als bij de onlangs in opspraak geraakte ‘bemiddelaar’ in psychologische dienstverlening die psychiaters behandelbriefjes laat tekenen van patiënten die ze nooit zien. Waarmee gegarandeerd wordt dat de verzekering betaalt. Wat overigens in de GGZ ook zo schijnt te gaan. Fraude of een kostbare financiële systeemfout die perverse prikkels uitdeelt?Vele voorbeelden maken aannemelijk dat de chronisch reflecterende subjectiviteit functioneel is. Wat ook logisch is in de tweede – reflexieve – fase van modernisering (Giddens, 1990; Beck, 2007). Ik buig me niet over voorbeelden, maar in aansluiting op de behandeling van Schorske, wel over verschillende vormen van identiteitsconstructie, toen in 1900 (keizerin Sissi op het filmdoek) en nu in 2012 (Anna). Ieder individu zoekt naar vormen waarin de authenticiteit van het individuele leven kan worden uitgedrukt. Ook in de toekomst waarover slechts extrapolaties van gegevens over vergrijzing en zorg, over begrotingstekort en staatsschuld, over migrantenstromen en veiligheid, over de gewenste balans tussen economie en natuur bestaan (WNF, 2012 over 2050).
Wat betekent de chronisch reflecterende subjectiviteit in de sociale formatie waarvan we deel uitmaken en voor de problemen de we daarin hebben? Welke rol spelen culturele vormen in de productie van identiteit? Maken wij mee dat een psychologisch mensbeeld aan waarde en betekenis inboet en een neurologisch mensbeeld juist aan waarde en betekenis wint?
Wijsgerig sociologisch werk van Beerling en van De Vries helpt me enigszins op weg bij het vinden van een kader.
Daarop sluit de vraag aan of het helpt om aan filosofie te doen. Uit Habermas’ uiteenzetting met Luhmann leerde ik dat ik met mijn onderwerp niet verder kom, wanneer ik niet afscheid neem van (geschiedfilosofische) posities. Aan het eind van mijn behandeling van actuele en historische beelden over moderniteit en individu, sta ik filosofisch gesproken met lege handen.
Dankzij die lege handen is de opgave van dit onderzoek ook: zijn er bij het denken over (her)structurering van culturele ervaring ook beter passende filosofische perspectieven?
De grondslagen zijn in het geding
Anno 2012 is onze vraag opnieuw tot welk kritisch punt een samenleving bereid is kritiek toe te laten op haar eigen grondslagen. Die vraag werd in de jaren ’70 overigens ook al gesteld (Beerling, 1978, 334). Ik herhaal nu slechts diezelfde vraag.
Volgens Time Magazine was 2011 het Jaar van de Demonstrant. Occupy Wall Street. Wereld Economisch Forum Davos (Klaus Schwab). Zelfs managementliteratuur onthult disruptive change (Christensen, 2009). Kranten maken specials met expertmeningen over de managementcultuur (VK 28012012). We hebben indrukwekkende documentaires (Inside Job; Alles van waarde). Het probleem ligt op straat: street art.
BanksyDe grondslagen zijn in het geding. Maar is de meningsvorming in de publieke ruimte, is de dialoog zonder passende theoretische en conceptuele inspanning opgewassen tegen de aard van de vraagstukken in politiek, economie en cultuur? Dat is mede afhankelijk van de vraag wat die kritiek beoogt: correctie, omvorming of omverwerping.
Wij zijn toevallige ooggetuigen van de wereldwijde crises. Eén daarvan, de financiële, begon in 2008 en het einde ervan is nog niet in zicht. Al is op 13 september 2012 de Dow Jones weer op het niveau van eind 2007. Dankzij het maandelijks voor $ 40 miljard aan schuldpapieren opkopen door de Fed. Ongetwijfeld ook dankzij de recente uitspraak van het Duitse Constitutionele hof dat het Europese steunfonds ESM niet in strijd is met de Duitse grondwet. En dus ook de door bondskanselier Merkel aan het ESM toegezegde Duitse bijdrage niet. En tot slot ook door het weer gaan opkopen van kortlopende staatsobligaties van Zuideuropese landen door de Europese Centrale Bank sinds vorige week, onder toezicht van het IMF. Wereldwijd is het vertrouwen bij beleggers weer terug, maar voor hoe lang? De herstructurering van banken is nog volop aan de gang. In februari 2013 heeft Europa al € 1.600 miljard aan bankensteun betaald.
Of wel: de financiële sector slaagt erin om de door haar veroorzaakte puinhoop te laten opruimen door de politiek. Om weer ongestoord verder te gaan met speculeren, met het nemen van ‘onverantwoorde’ risico’s waarvoor anderen de schade zullen betalen, mocht het mis gaan. Zo duurt de financiële crisis voort, evenals de andere crises die er door zijn en worden voortgebracht. Recessie en inflatie dreigen niet alleen.
Ik ben een van die vele burgers die er als tijdgenoot wel over móet nadenken, maar die de informatie niet heeft om tot een reëel oordeel over de oorzaken van de crises te komen. Laat staan kan beoordelen welke oplossingen nou wel en niet zinnig zijn.
De hoeveelheid informatie elke dag via de media - door elkaar tegensprekende deskundigen - belemmert de oordeelsvorming zelfs. De redactie van het betreffende media format zoekt deskundigen die in korte tijd toch kunnen boeien. Wie horen en zien we dan niet? Waarschijnlijk diegenen die er alleen met andere deskundigen over kunnen praten, omdat de problematiek in kwestie nou eenmaal veel kennis vooronderstelt.
Wat we via media horen en zien is op een professionele manier door professionals (redacties) al beoordeeld en bewerkt. Het is wat het publiek wil weten en aankan. Volgens de redacties dan. De kijk-, luister- en oplagecijfers zijn indicatoren van door de media geleverde prestaties, niet de onderwerpen zelf en criteria die met de onderwerpen van doen hebben. De internationale media-industrie werkt met eigen professionele normen en heeft wijdvertakte belangen in maatschappij, politiek, cultuur en economie.
Dat vertekent ongetwijfeld de voorstelling van kwesties in deze crisistijd.
De onafhankelijke onderzoeksjournalistiek is marginaal, maar de markt ervoor zal naar verwachting de komende jaren enorm groeien. Al is het maar om een half jaar na dato te kunnen berichten over het echte tijdstip waarop een systeemorganisatie al in de (financiële) problemen was. Fact checking departments zijn inmiddels de media hype van dit jaar. Daardoor bleek onlangs dat de speech van de running mate op de republikeinse conventie vol misvormde ‘feiten’ zat. Ook lijsttrekkers van Nederlandse politieke partijen blijken in debatten feiten te misvormen. Nepfeiten misleiden.
Informatiestromen en media zijn voor elke burger onbeïnvloedbare factoren. Vertrouwen zou een compensatie kunnen vormen voor afwezige informatie of voor het geloof in betrouwbaarheid. Maar helaas is ook vertrouwen in de crises in een neerwaartse spiraal terecht gekomen. Alleen het (eigen) denkkader waarmee je zelf de informatie uitkiest en bewerkt om tot een oordeel te komen is beïnvloedbaar. Dankzij economie en onderwijsstelsel heb ik kunnen handelen in de wereld van organisaties. Samen met anderen is een kennisinstituut over organisatieontwerp opgericht.
Je denkt samen na over mogelijkheden die er zijn om het bureaucratisch regime te doorbreken. Mét methoden en technieken.
De hoge mate van functionele concentratie en gecentraliseerde besluitvorming in allerlei subsystemen kan momenteel niet voorkomen dat instituties en organisaties zeer storingsgevoelig zijn, onverantwoorde systeemverliezen lijden, te maken hebben met hoge werkdruk en paradoxale onderbenutting van kennis en kunde van personeel, met bureaucratische complexiteit en falend leiderschap, met te duur vastgoed (en nieuwbouw) en te hoge coördinatielasten. Nieuwe vluchtwegen en correctiepogingen worden bedacht. Denk aan marktwerking, corporate governance, shared servicecentra, stress tests, verscherpt risico- en veiligheidsmanagement, ketenintegratie , integriteitsconvenanten, en vooral veel nieuwste technologie, het nieuwe werken en eindeloze vervanging van zittende bestuurders door nieuwe frisse mensen.
Een deel van de problemen wordt zeker opgelost. Nieuwe soorten professionals en organisatie-eenheden treden op de voorgrond (frontlijnprofessionals, van Delden, 2012; strategische eenheden, Noordegraaf et al, 2012). Maar net als in het geval van de oversized oplossing waarvoor in de bankencrisis is gekozen (zie kader), worden de beslissingen genomen met voor het systeem zelf onoverzichtelijke gevolgen.
Die komen op zeker moment weer als nieuwe problemen tevoorschijn. Zoals uit de aaneenschakeling van crises blijkt. Na de kredietcrisis en de (Europese) schuldencrisis is het vier jaar later de beurt aan de vastgoedcrisis. Teveel vierkante meters zijn ontwikkeld en ze staan voor te veel geld in de boeken. De optimistische bouw van winkelcentra leidt op zich al tot leegstand. En tot een overschot van 30.000 winkels in Nederland. Gemeenten hebben grote grondaankopen gedaan met het oog op nieuwe winkelcentra, bedrijventerreinen en woonwijken. Wat is de waarde daar nog van, vragen de financiers van de vastgoed- en grondprojecten zich af. Niemand heeft tot nu toe willen afwaarderen. Pensioenfondsen hebben veel kapitaal belegd in vastgoed. Ergo is de volgende crisis…Begin mei 2012 komt de EC met een overzicht per land, waaruit blijkt dat het besmettingsgevaar meer ziektegevallen heeft gemaakt dan in worst case scenario’s in de media is verteld. Medio juli zakt ook Spanje weg in het moeras van torenhoge rente.
De problemen staan in rapporten, maar zitten uiteraard in de realiteit.
Er gebeurt iets niet of verkeerd, daarom is er een probleem. In elk maatschappelijk subsysteem verkeert een systeemorganisatie in de problemen. Een systeemziekenhuis (IJsselmeerziekenhuizen), systeemonderwijsinstelling (Amarantis), systeemcorporatie (Vestia), systeem GGZ-instelling die de problemen boven het hoofd groeien door (financiële) risico’s te hebben gelopen met onbeheersbare gevolgen. Dat gold eerder al voor de financiële sector, de bouwsector (vastgoedfraude) en andere private sectoren. Daarover zijn ook al genoeg en bekende monografieën verschenen. Wanneer volgt de vervoersector, de voedingsmiddelenindustrie ?
Elke systeemorganisatie in de problemen vormt een serieus infectiegevaar voor de reputatie en het presteren van het hele subsysteem. Problemen van systeemorganisaties komen juist boven water omdat de structuren in de maatschappelijke subsystemen niet meer voldoen. De middelen, zelfs voor oversized oplossingen, en de krachtige power players (bijvoorbeeld in het rechtssysteem) ontbreken. Zijn de echte specialisten niet te vinden die de complexiteit begrijpen van de vraagstukken in die systeemorganisaties?
Ook al spreek je de operationele taal van een sector, dan nog is complexiteit in zulke systeemorganisaties bijna niet te beïnvloeden. Zoals nu in de financiële sector wereldwijd te zien is, is zelfs het aanpakken van de bonuscultuur onmogelijk. Terwijl dat nog niet eens een oorzaak van systeemproblemen is, eerder een epifenomeen van de manier van denken in vele bestuurskamers. Iemand die het heel bont maakt (Goodwin, RBS) kun je zijn eretitels ontnemen. Of voor de rechtbank dagen. Een initiatiefwet om de hele bonuscultuur in de financiële sector te verbieden, zal het niet halen. Europees is al lang afgesproken dat zo’n wet alleen voor bedrijven geldt die staatssteun ontvangen.
Weer stelt de politiek vertrouwen in de cultuurverandering die ‘op gang is’ en op zelfregulering. En toont daarmee aan deel uit te maken van dezelfde mindset als die de problemen voortbrengt. Het bureaucratisch regime handhaaft zichzelf terwijl het krachteloos is geworden ten opzichte van de complexiteit: overmatig wordt geregeld wat niet geregeld hoeft te worden en wat geregeld moet worden blijft open voor een onverantwoord krachtenspel tussen particuliere belangen. Bonuscultuur heet de vrijbrief voor bestuurders en experts: beslissingen kunnen beloond, maar niet bestraft worden.
Middenin dit historische proces en deze crises schiet mijn denkkader te kort. Valt dat te verbeteren en hoe dan? Waar te beginnen in tijd en ruimte? Tegen de achtergrond van literatuur over geschiedenis en interpretatie van de moderniteit, wil ik het tekortschietende denkkader expliciteren om iets te kunnen leren van de ene maatschappelijke transformatie voor de andere. Vooral met betrekking tot de (her)structurering van culturele ervaring en de rol en betekenis van cultuur maken. Want het is nog een andere aanname dat niet alleen mijn denkkader tekortschiet, maar dat van ons allemaal. Hoe daarop te reflecteren?
Door schering en inslag aan het eigen weefsel werken
Je kunt het niet over ieders problemen hebben en bij ieders perceptie en taal aansluiten. Bovendien hoeft het gelukkig niet. Ik ken leidinggevenden en professionals die in hun organisatie crisis specifieke gevolgen (bezuinigingen bij een tegelijk stijgende behoefte aan maatschappelijke dienstverlening – zie bijvoorbeeld de zorg) uitstekend het hoofd bieden. Ik kijk met respect naar een aantal mensen die zich momenteel in het oog van de storm bevinden. Wat is er niet allemaal aan leiderschap en deskundigheid nodig wanneer je zorgprogramma’s met zorgpaden moet invoeren, terwijl je tegelijk moet inkrimpen, werk moet verplaatsen naar de 1e lijnszorg, door de recent ingevoerde eigen bijdrage te maken hebt met 10% minder mensen die om psychiatrische hulp vragen (waaronder ook de voor de samenleving gevaarlijke gevallen die met zekerheid veel schade gaan veroorzaken) én met hoge werkdruk en personeelstekort, (en daarom) niet functionerende teamleiders en verpleegkundigen kampt, terwijl je (daarom?) op de arbeidsmarkt geen gediplomeerd personeel kunt vinden? Je degelijk voorbereiden op crisiscommunicatie in verband met patiënt- en omgevingsveiligheid is dan verstandiger dan de abstracte relatie te gaan leggen met principes van de cultuur van de moderniteit. Misschien is het voor crisiscommunicatie voldoende om, samen met bestuurders en de woordvoerder te kijken naar hoe ze dat in de populaire Deense tv-serie Borgen doen. Is te voorkomen dat je allerlei procesgerichte veranderingen en aanpassingen in de structuur van de organisatie bedenkt, zonder de principes mee te nemen in de analyse en een nieuw structuurontwerp? Dat is de vraag.
De fundamenten en principes werken nog wel en brengen dagelijks heel veel goeds tot stand. Maar onze problemen doen zich precies voor waar deze fundamenten en principes tekortschieten: in termen van ex-minister Bos reduceren ze de complexiteit niet meer. Actuele problemen die nu worden opgelost binnen die fundamenten en principes, creëren elders in het systeem problemen die niet bestaan zo lang ze niet worden gezien of iemand erop wordt aangekeken. Maar in tijden van ernstige bezuinigingen en vele incidenten zijn ze meteen zichtbaar te maken met behulp van social media. De media vragen er zelfs om (‘bent u ooggetuige’ betekent zoveel als: hebt u met uw smartphone of tablet opnamen gemaakt?). Of hackers leggen, al dan niet op verzoek, de kwetsbaarheid en manipuleerbaarheid van de gebruikte informatie- technologie wel bloot. En ligt de privacy van medewerkers, patiënten, burgers op straat, zoals met enige regelmaat gebeurt.
Een principieel niet te beslissen discussie is het gevolg. Vergelijk de niet meer tegen te houden discussie over wie nou eigenlijk de banken heeft gered (‘de belastingbetaler betaalt’), over AOW en ontslagrecht of over de pensioenrechten en de pensioenfondsen. Overschrijdingen van ooit gerespecteerde grenzen, bijvoorbeeld van het medisch beroepsgeheim of van notarissen die in criminele praktijken verstrikt zijn geraakt, dragen bij aan verlies van vertrouwen in instituties.
Het werk als (ook filosofisch) reflecterend professional brengt me zo ver dat ik nu kan formuleren dat ik behoefte heb aan een nieuwe deur in mijn hoofd. Welke taal heb ik nodig, welke nieuwe deur moet worden ingebouwd, om de vragen in ontvangst te kunnen nemen over de huidige in gang zijnde (her)structurering van culturele ervaring?
Wat zijn in dit geval voor mij de schering en de inslag van het weefsel waaraan ik werk?
Aan de inslag koppel ik de drie O’s (ontwaken, ontwerpen en ontvangen) als stadia in mijn eigen leven. Auteurs en onderwerpen hebben mij gevormd tijdens mijn intellectuele ontwaken. Dat is weer de basis geweest voor het later zelfbewust ontwerpen van diverse praktijken in organisaties. Dit alles bij elkaar fungeert nu als een vermogen tot ontvangen van vragen over de (her)structurering van culturele ervaring.
De schering is de ideeëngeschiedenis, een gebied dat aan mij als waarnemer vast zit en daardoor tegelijk vreemd en vertrouwd is. Elk denken in de ideeëngeschiedenis blijft onvolmaakt, onwetend en onvoltooid wat betreft wereld- en zelfbeelden. Veel meer dan je eigen onderwerpen (inslag) zul je niet begrijpen van de ondoordringbare wereld om je heen. Met schering en inslag werkend aan mijn eigen weefsel ben ik gaan beseffen op een moderne manier gehecht te zijn aan mijn bewustzijn, aan de taal waarover ik beschik en aan het vermogen tot reflectie. Ze stellen me in staat begrip toe te voegen aan de wereld en mijn zelfbesef te verrijken. Net als Heinrich uit Stifter’s Der Nachsommer (zie hierna) beschouwde ik het via leren en werken voortgang boeken in mijn eigen redelijkheid als deel van een historisch werkzame redelijkheid en maatschappelijke vooruitgang. Wat betwijfelbaar blijkt.
Vergelijk je de in gang zijnde (her)structurering van onze eigen culturele ervaring met die tijdens de eraan voorafgaande eeuwwisseling, dan vallen wel een paar dingen op. Op de eerste plaats dat de wereld van een eeuw geleden erg actueel blijft: 1911 is precies de tijd waarin de Zuidpool en Machu Picchu ontdekt werden en de Titanic verging in 1912. Daarover verschijnen nu nog boeken en reportages. Ook omdat schepen blijven vergaan, het eeuwige ijs inmiddels SOS-berichten over ons klimaat uitzendt en ontdekkingsreizigers nu als spirituele toeristen massaal heilige plaatsen bezoeken (zichzelf in het universele zoeken; Gjeilo, Song of the Universal). Het is de tijd waarin de beroemde architect Sullivan (in: The Tall Building Artistically Considered, 1896) het machtige ontwerpprincipe ‘form follows function’ lanceert. Een principe dat je in het origineel moet lezen:
« It is the pervading law that all things organic, and inorganic, of all things physical and metaphysical, of all things human and all things superhuman, of all true manifestations of the head, the heart, of the soul, that the life is recognizable in its expression, that form ever follows function. This is the law. »
Daar kun je Aristoteles in door horen klinken. Niet veel later wordt de architect Adolf Loos beroemd om zijn uitspraak ‘de betekenis van een huis is het gebruik’. Dat doet denken aan de latere positie van de dan nog jonge Weense stadsgenoot Wittgenstein in de filosofie.
Hoe ziet in vergelijking met 100 jaar geleden onze eigen leef- en denkwereld eruit? Als we die omgeving een naam moeten geven, schiet mij niets anders te binnen dan:
GoogleMicrosoftAppleYoutubeGamingSkypeArchiveWikipediaFacebookTwitterWikileaksViberIphoneAndroidAppsWordfeudCCTVTabletCustomerMedia-wereld. [vul aan]
Dat vormt onze supermetropool en infrastructuur. Op dit moment verdwijnt daarin haast terloops het democratische recht van elke burger om zelf te bepalen wat er met persoonsinformatie gebeurt (Google wijzigt eenzijdig privacy bepalingen). Europese burgers protesteren tegen het ACTA-akkoord. Er doet zich nu een clash voor tussen het regelen van informatiemobiliteit, veiligheid en privacy. Onder andere gaat Wikipedia.org op zwart uit protest tegen de Stop Online Piracy Act – een wet in de VS die de schending van het copyright op geluid en beeld moet regelen. Met als mogelijk gevolg het einde van het open platform karakter van internet en vervolging van aanbieders die dat open karakter ondersteunen. Deze uiteenzetting is er niet één tussen een sterke industrie en wat anarchistische randpartijen . Integendeel: sterke marktspelers met veel invloed (en legers advocaten) staan hier lijnrecht met hun belangen tegenover elkaar.
Diezelfde botsing tussen veiligheid en onbelemmerde mobiliteit deed zich overigens voor in het Wenen van 1900 tussen architect Otto Wagner en stedenbouwer Camillo Sitte. In zijn psychologisch functionalisme ontwierp Sitte de stad vanuit het plein als ontmoetingsplaats voor en veiligheid biedend aan burgers (zoals de ommuurde middeleeuwse stad). Hij bediende zich van in Richard Wagners Gesamtkunstwerk volop aanwezige (Germaanse) mythologie om de moderne fragmentatie op te heffen. Wagner echter ontwierp vanuit de typisch moderne behoefte aan verkeersdynamiek en mobiliteit in de straten en zocht in het werk van Gustav Klimt (na de Sezession) de esthetische integratie.
Los van deze historische herhaling van zetten met andere middelen over een andere materiële infrastructuur, valt bij groepen als Jeugd van Tegenwoordig en al die andere multi talenten op, ook als ze gewoon in professionele organisaties werken, dat ze uit zichzelf zich in allerlei verbanden mixen. Ze delen zichzelf, ruimtes én middelen en platforms (als platenlabels, Kytopia). Verandert hun cultureel actorschap omdat de technologie die ze bespelen en het medium waarin ze communiceren en zichzelf profileren, zelf al integrerend werkt? Deze geïntegreerdheid legt het fundament onder de uiteenlopende specialisaties en uitingsvormen en brengt ze moeiteloos bijeen: de een tekent op scherm wat de tweede zingt en waar de derde de muziek onder zet, wat door de vierde wordt verzonden en opgeslagen en door een vijfde... Hashtag cultuur.
Is de mens van de 21e eeuw ontwerper en gebruiker van de zelf geïntegreerde omgeving? Als er een mythe overheen ligt, dan is dat een zelf voortgebrachte mythe (kan dat nog als we voorbij de scheiding tussen schijn en werkelijkheid zijn?). Worden de eerder dominante filmmythes van cowboy, gangster of cyborg (Früchtl, 2004) vervangen door de zelf gefilmde mythe van de zelf schepper? Film en computeranimatie tonen enorm gedifferentieerde werelden met een snelle opeenvolging van onnavolgbare wendingen. Toch biedt de gelukte voorstelling zelf, net als het ‘verfilmbare’ boek, eenheid en geloofwaardigheid. En de volgende film of serie is binnen de eigen eenheid even geloofwaardig.
Dit contrasteert sterk met het verlies aan geloofwaardigheid door de ervaren fragmentatie in het leven zelf. Smart Phone gebruikers analyseren hun eigen verslaafdheid en rusteloosheid. Ze proberen een dag of een maand ‘unplugged’ te leven. Zelfhulpboeken en handleidingen over het herstellen van evenwicht in onze geest en het streven naar een kalm gemoed worden bestsellers. Zoals de thrillers waarin het brein een rol speelt. Tegelijk prikkelen de 3D filmbeelden (moet ik voorbeelden noemen?) gewoon de dopamineproductie en de synaptico-plasticiteit in ons brein. Met z’n allen zijn we weer op zoek naar ‘how and why the mind reasons as it does’. Slob (2006) vermoedt dat de hersenwetenschap hard op weg is tot een nieuwe kosmologie uit te groeien. In 2012 wordt de hooglerarenreeks Breinkunde voor managers gelanceerd: krijgt hersenkennis prioriteit boven mensenkennis bij verandering?
Kahnemann legt de geest uiteen in System 1 en 2. De eerste is simplificerend, bevestigend, neemt genoegen met een verhaal dat klopt, vult onmiddellijk in (brood en…). System 2 is langzaam denken, evalueren, redeneren. System 1 speelt de hoofdrol, het levert moeiteloos de antwoorden, al bevinden we ons in een cognitief mijnenveld. Omdat (onbewust) vertrouwd wordt op de hoeveelheid informatie die System 1 heeft opgeslagen. Overwogen besluitvorming vraagt wilskracht en inzet van System 2. Bij het kopen van aandelen Ford is het verstandig je op meer te baseren dan je ervaring dat Ford een goede auto is.
Ferguson (Civilization) zet zijn kaarten bij het overleven van de Westerse beschaving op zes door hem onderscheiden ‘killer applications’: concurrentie, wetenschap, democratie, geneeskunde, consumentisme en arbeidsethos.
Volgens de geschiedenis van informatie (Gleick) oogsten we wat Shannon zaaide: compressie van kwantitatieve communicatie en informatie (bit=binary; ja/nee; aan/uit). Maar: ‘Information, argued (von Foerster) can only be understood as a product of the human search for meaning – it resides not in the ‘beeps’ but in the mind’ (Carr).
Op grond van het voorgaande kan als kapstok voor de interpretatie van de in gang zijnde (her)structurering van culturele ervaring een vermoeden worden geformuleerd:
‘The all-pervasive psychological man’ aan het eind van de 19e eeuw geboren uit politieke frustratie van de burgerij en de 20e eeuw dominerend in alle haarvaten van maatschappelijke subsystemen, staat aan het begin van de 21e eeuw zijn ‘framende’ plaats af aan de ‘all-pervasive neurological man’ wiens reflectievermogen dankzij de materiële infrastructuur een draagbare en veel hoger versnelde cultuur wordt.
Laten we de gefragmenteerde wereld achter ons, die sinds de Verlichting is voortgebracht dankzij de uiteenlopende werking van beide hersenhelften (McGilchrist, 2010)? Is voor die ‘all-pervasive neurological man’ kunst niet langer een toevluchtsoord maar een wijze van (geïntegreerd) bestaan – uitgedrukt in eigen ontwerpen en voor iedereen toegankelijk in cyberspace? Eerst besteed ik aandacht aan de indrukwekkende studie van Schorske over (her)structurering van culturele ervaring in het Fin-de-Siècle Wenen.